Pagina's

vrijdag 27 februari 2015

Bethany de Forest

Bethany de Forest heeft een mooie naam vind ik. Het klinkt een beetje sprookjesachtig. Het werk dat ze maakt past daar goed bij. Ze maakt en bouwt kleine afzonderlijke kijkkasten die van een fabelachtige schoonheid zijn. Ze richt ze in met suikerklontjes, kaarsvet, gekleurd snoepgoed, groente en fruit, knikkers, kralen, watten en ander materiaal. Maar ook gebruikt ze dode én levende insecten zoals torren, kevers en vlinders. Deze bevolken haar betoverende miniwerelden en datzelfde geldt ook voor garnalen, zeepaardjes en speelgoedkikkers. Ze gebruikt spiegels om een oneindige ruimte te suggereren.















Omdat ze wil dat alles er natuurgetrouw uitziet heeft ze zichzelf een techniek geleerd die Tiffany wordt genoemd. In 2001 maakte ze met deze techniek een minikathedraal met 'échte' glas in loodraampjes. De ramen waren alleen niet van glas maar van dun gesneden geaderde ham, waarbij de adertjes het lood moesten voorstellen.



De vele werelden die ze op deze manier creëert legt ze close-up vast met een pinhole camera. Een pinhole camera heeft geen lens maar slechts een klein gaatje. Hierdoor is de scherptediepte overal hetzelfde. Met een dergelijke camera kunnen overdreven groothoek foto's worden gemaakt. Een ander voordeel is dat een pinhole camera gemakkelijk zelf te maken is. Ook de grootte ervan kan aangepast worden aan dat waar hij voor gebruikt wordt.

Zo maakte Bethany de Forest haar eerste pinhole camera van een luciferdoosje. Hiermee kon ze foto's maken binnenin haar piepkleine kijkkast die ze ´de spiegelzaal´ noemde. Soms 'vermomt' ze de pinhole camera zodat hij deel uitmaakt van het diorama en niet opvalt. Dat maakt het werken ermee gemakkelijker. De sluitertijd is bij een pinhole camera namelijk heel lang.










Bethany de Forest wil de illusie wekken dat het een levensechte omgeving is waar ze foto´s van maakt. Kijk hier hoe ze dat allemaal doet. 

donderdag 26 februari 2015

Roman Peter en papier-maché

In het in 1973 verfilmde boek 'Papillon' van Henri Charrière, wordt door de gevangenen veel op papier gekauwd. Dit om het zó zacht en papperig te maken dat ze er schaakstukken van kunnen  kneden. In het Frans noemt men gekauwd papier; 'papier-maché'.  Het is overigens niet perse nodig om op het papier te kauwen. Ook door papier te versnipperen en het in water te laten weken wordt het een zachte en hanteerbare pulppap.

Door aan het papierpulp stoffen zoals lijm, meel of stukjes textiel toe te voegen, kan papier-maché oersterk worden gemaakt. Door het te mengen met  lijnolie wordt het ook nog eens waterafstotend. Vervolgens kan er van alles van worden geboetseerd, waarna het na droging beschilderd of gelakt kan worden.

Vanaf de 18e eeuw werden in Europa op grote schaal stoelen, tafels, kabinetten, schalen, borden en andere gebruiksvoorwerpen van papier-maché gemaakt. In Duitsland staat een kasteel, Schloss Ludwiglust waarvan het hele interieur uit papier-maché is opgetrokken. Ook werd papier-maché wel gebruikt voor geornamenteerde plafonds. De overkapping van de stationshal in Groningen is daar een goed voorbeeld van.

Voor sommige kunstenaars is papier-maché een fijn materiaal om mee te werken. De Zwitserse kunstenaar Roman Peter is een van hen.

Behalve schilder is Roman Peter ook beeldhouwer. Hij maakt kleine sculpturen van papier-maché. Voor sommige van deze sculpturen liet hij zich inspireren door de maskers die op de fascinerende 'Basler Fasnacht' worden gedragen. Roman Peter woont en werkt namelijk in Basel.

Voor andere beeldjes gebruikte hij een vorm van papier-maché die de laagjesmethode wordt genoemd. Dit zijn de meest kwetsbare. Niet alleen fysiek maar ook in hun uitstraling. Het zijn kleine aandoenlijke mannetjes die stoer en stevig op hun benen staan maar het lijkt alsof ze zich van onhandigheid nauwelijks een houding weten te geven.